Silosoof
Ik lees te weinig [boeken] Zoek roes in ronde hoeken Scan versnipperd, los gekaft Beul mezelf te zelden af Mijn kern is bulk, en net Van daaruit gulpt gedempt gebrul Langs op middenpaden platgetrapte Toegelaten schutterskieren, in ooit gulzig-gulle En met jongensdroom gevulde, geërozonegeerde, langzaamaan geleegde, golfgedweeë schommelschulp Een dichtgestikt ik dat stikt, dat duwen doet en wikt Verzwegen wordt en weggezogen, dobbert weg in zoute, zalig- en tot nut verklaarde, zand om zand verloren Salarizeeër mensmatroos-ontreddersvloten Waarin ik blijf, verblijf, een sample-aar, een simpelaar Die zwicht, gewillig, onder loos-gewicht, van een sporadisch En latent verplicht stamelspatgedicht, waarin noblesse N'oblige plus, maar doet speuren en ontsporen Ik ben het kafferkoren [Sorge] Met die kleinplastieken maag-inhoud Tussen-klanken waar ik thuis moet horen Kom ik ademloos verteer verstoren Sleep mee gewetenswaardigheden En trek mijn letters door het geribbeld, natte zand, ver weg van netto, nettenwetten Van het monetairannieke, geldigmakend Levensmoeë, tel-barend verstand Zalfsteen (naar aanleiding van de Rinke Tolmanprijs 2020, met als thema 'zwerfkei') Ontdooiend stilaan omgedoopt tot wij- of zijlandbaken Zo onontdekkend zwervend toch nog ergens geraken En de hitte je hier riddert tot zichtbaar zwaargewicht De grens waaraan je ligt, heeft tijdelijk twee kanten Maar jij draagt nu al eeuwenlang zoveel varianten Als verhalenbron van zowel trots als weggerolde waarde Of schampsteen op de hoek waar men de liefde, strijd verklaarde Of, als roerloze herinnering aan een kindertijd der aarde Jij meegesleurd onwrikbare, tot hier geschoven thuis Soort contraklok-betoger tegen wijzerzin-gedruis Door hier simpelweg op post te blijven luisterbed van troost Ben jij er voor wie onderweg bij jou bewust, vertraagd verpoost |